Na de kraamtijd

Na de kraamweek gaat de kraamverzorgende weg en komt de verloskundige niet meer op huisbezoek. De jeugdverpleegkundige en de huisarts nemen nu de zorg weer over. Zo’n 6 weken na de bevalling kun je op nacontrole komen bij de verloskundige of gynaecoloog.

Voor de baby

Jeugdverpleegkundige

Tussen de eerste en tweede week na de geboorte neemt de jeugdverpleegkundige (wijkverpleegkundige) telefonisch contact met je op om een afspraak te maken voor een huisbezoek. Tijdens dit huisbezoek maak je kennis met de jeugdverpleegkundige, krijg je informatie over de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) en krijg je voorlichting over de eerste tijd met je baby. De JGZ houdt een dossier bij van je kind en uiteraard is er ruimte voor al je vragen.

Wanneer ga je naar de huisarts?

Als je kind lichamelijke klachten heeft, neem dan contact op met je eigen huisarts. De jeugdarts zal je bij afwijkingen of lichamelijke problemen altijd doorverwijzen naar de eigen huisarts. Indien nodig verwijst de jeugdarts rechtstreeks door naar een kinderarts.

Wat doe je als het niet zo goed gaat?

Soms kunnen zich situaties voordoen waardoor het niet zo lekker gaat met je kind of met de rest van je gezin. Ook dan kun je altijd bij de GGD jeugdzorg terecht. Daar werken deskundigen uit meerdere disciplines die kunnen helpen en er is een netwerk van waaruit hulp en begeleiding geboden kan worden als dat nodig is.

Voor moeder

Herstel

Het eerste herstel van jouw lichaam na de bevalling duurt zes tot acht weken. Volledig herstel duurt wel een aantal maanden. Veranderingen in het lichaam en in de nieuwe situatie -je nieuwe gezin-  vragen veel energie.

  • Veranderingen in de bloedcirculatie. Misschien moet je hierdoor vaker plassen of transpireer je meer.
  • Na zes weken is de baarmoeder terug in het kleine bekken en weegt dan nog slechts 60 gram. Tot die tijd kun je nog bloedverlies hebben.
  • Na ongeveer drie dagen zijn de zwangerschapshormonen uit het lichaam verdwenen en worden andere hormonen aangemaakt. Het hormoon prolactine zorgt voor stimulatie van de productie van moedermelk en oxytocine zorgt voor de toeschietreflex van moedermelk. Er ontstaat vaak stuwing van de borsten.
  • Het hormoon oxytocine veroorzaakt ook de naweeën en zorgt dat de baarmoeder weer klein wordt.
  • Het herstel van bekkenbodem, vagina en buikwand duurt vijf tot acht weken. Het herstel van de buikwandspieren kan een paar maanden duren. Het is verstandig om snel weer te gaan bewegen (lees verder bij herstel). Luister hierbij naar de signalen van je eigen lichaam.

Hechtingen

Als je hechtingen hebt, kun je daar de eerste weken last van hebben. Wanneer de wond ontstoken is, meld dit dan bij de verloskundige. Als de hechtingen na een paar maanden klachten blijven geven, is het nodig om dit met de huisarts te bespreken.

Voeding

Eet gevarieerd, vezelrijk, voedzaam en regelmatig. Daarnaast is het belangrijk om voldoende te drinken, minimaal twee liter per dag.

Rust en beweging

Het is belangrijk om tijdens en na het kraambed  veel rust te nemen. Verdeel het kraambezoek goed en maak ook tijd vrij voor jezelf, de baby en je partner. Naast het nemen van rust is het ook belangrijk om te bewegen. Dit bevordert het herstel van uw lichaam. Er zijn een paar folders met adviezen over het herstel na de bevalling. Hier vind je een aantal adviezen en oefeningen van fysiotherapeuten:

  • Kom in de eerste zes weken na de bevalling via zijligging uit/in bed.
  • Begin na de bevalling al snel met bekkenbodemspieroefeningen. Span de bekkenbodemspieren rustig aan en ontspan weer. Hiermee stimuleer je de bloedsomloop, wat het herstel van de bekkenbodem bevordert. Ook als je hechtingen hebt, kunt je de bekkenbodemspieroefeningen rustig doen: dit bevordert de genezing.
  • Span de eerste tijd bij houdingsveranderingen en hoesten de bekkenbodem en buikspieren aan en laat daarna weer los. Voorbeelden van houdingsveranderingen zijn: draaien in bed, opkomen tot zit, en gaan staan.
  • Als je staat: ga goed rechtop staan, met het gewicht verdeeld over beide benen. Houd de knieën licht gebogen.

Bovenstaande adviezen gelden ook na een keizersnede. Daarnaast geldt dan ook:

  • Ondersteun bij hoesten, niezen en lachen de wond met één of twee handen, en maak eventueel gebruik van een badhanddoek of laken. Span hierbij buik en bekkenbodemspieren aan.

Hygiënische verzorging

Na de bevalling mag je gewoon douchen. Zolang je nog bloedverlies hebt, mag je niet in bad. Ook kun je beter geen gebruik maken van tampons. Was na elk toiletbezoek goed je handen. Verschoon ook steeds je maandverband.

In verband met infectiegevaar is het verstandig te wachten met geslachtsgemeenschap tot je niet meer vloeit en de wond van de knip of de keizersnede volledig is geheeld. Geslachtsgemeenschap kan in het begin nog wel pijnlijk zijn. Het is bovendien normaal dat de behoefte aan geslachtsgemeenschap niet zo groot is in de eerste periode na de bevalling. Dat kan zowel voor jou als voor je partner gelden. Als geslachtsgemeenschap pijnlijk blijft, neem dan contact op met de huisarts.

Vruchtbaarheid en anticonceptie

Een paar weken na de bevalling kun je weer gemeenschap hebben omdat je baarmoeder dan weer hersteld is en het bloedverlies is gestopt. Je kunt vanaf nu weer voor het eerst menstrueren en je bent dus weer vruchtbaar. Als je niet het risico wilt lopen direct weer zwanger te worden bedenk dan hoe je dit wilt voorkomen.

Vruchtbaar zonder dat je het weet

De eerste menstruatie kan vanaf 6 weken weer op gang komen. Het kan ook maanden wegblijven. Dit is vaak zo als je borstvoeding geeft. Ongeveer 2 weken voordat je ongesteld wordt, vindt de eisprong plaats. Daardoor kun je al vruchtbaar zijn zonder dat je het weet. Vier weken na de bevalling kun je dus alweer zwanger worden. Het is dus aan te raden om al vrij snel na de bevalling over anticonceptie na te denken. Het geven van volledige borstvoeding (inclusief de nachtvoeding) kan de kans op een nieuwe zwangerschap aanzienlijk verkleinen maar niet uitsluiten.

Bij wie kun je terecht

In de zwangerschap of het kraambed geeft je verloskundige informatie over verschillende anticonceptiemethoden. Tijdens de nacontrole en zes weken na de bevalling komt dit onderwerp weer ter sprake. Wil je meer weten over de verschillende voorbehoedsmiddelen, vraag dan om advies bij je verloskundige, huisarts of gynaecoloog.

Of kijk op de volgende website over anticonceptie , welk anticonceptiemiddel bij jou past.